Maria Lichtmis en de lofzang van Simeon
Maria Lichtmis. Ha! pannekoeken! ... En inderdaad in alle parochieblaadjes zult u het rond die tijd zien staan: "Na afloop van de misviering van a.s. zondag eten we met z’n allen pannenkoeken (ja zo spel je dat tegenwoordig). Of: "morgen/zaterdag organiseren de scouts een pannenkoekenslag ter gelegenheid van Maria-Lichtmis..." Deze – zeker voor protestanten – wat mysterieus klinkende naam is de volkse benaming van het feest ‘van de reiniging van de heilige maagd Maria’ (purificatio Mariae). Overigens komt dit feest niet alleen voor in de Roomskatholieke, maar ook in de Anglicaanse en Lutherse traditie, maar dan niet zozeer als een Maria-feest, maar als een Christusfeest. Het hoofdaccent valt niet op de reiniging van Maria maar om de ‘presentatie van de Heer in de tempel’...
Op de inhoud van dit feest kom ik zo dadelijk te spreken... eerst iets over de oorsprong. Die moet gezocht worden in de Oosterse kerk. Zij vierde reeds vanouds (eind 2de , zeker begin 3de eeuw) een feest genaamd ‘Hypapante’ (= ontmoeting, sc. van het kindeke Jezus met Simeon en Anna). Eerst later verschoof de aandacht (in het Westen) meer naar Maria... en werd het het feest van de reiniging van de moeder Gods. De volkse benaming ‘lichtmis’ heeft te maken met het gebruik om op die dag massaal kaarsen te wijden. Ik lees u de aanwijzing uit het oude brevier:
[Nadat de kaarsen gewijd zijn], ‘komt de waardigste onder de priesters naar het altaar, en geeft een gewijde kaars aan de celebrant. Daarna deelt deze de kaarsen uit. Onder de uitdeling der kaarsen zingt het koor de antifoon en de lofzang’ de lofzang van Simeon, waarbij de antifoon bestaat uit de regels: een licht tot openbaring aan de heidenen., waarbij de antifoon...een licht.. na elk vers herhaald wordt..’
Volgens sommigen zit hier nog een oud heidens feest onder: een fakkeltocht voor de godin van de vruchtbaarheid of de lente (Ceres?). Soms ziet men echter ook te veel verbanden.
In de kerk sluit het feest van Maria-Lichtmis de kersttijd af.
De geboorte van Christus, met Kerstmis gevierd, is gevolgd door zijn naamgeving en besnijdenis op de 8ste dag (het octaaf van Kerstmis) en wordt nu besloten met zijn ‘opdracht’ in de tempel, zoals die beschreven staat in Lukas 2. Veertig dagen na zijn geboorte, zo vertelt het evangelie, brengen Jozef en Maria hun eerstgeboren zoon naar de tempel. Volgens de wet van Mozes is Maria’s cultische onreinheid dan voorbij en moet de zoon symbolisch gelost (verlost) worden, zoals alle eerstgeboren zonen in Israel... Waarom ook al weer ?
· Omdat de engel des doods de eerstgeborenen van Israel heeft gespaard bij de uittocht uit Egypte. Hij is ze voorbijgegaan: passover, het pascha, pasen.
· Dieper: Om het besef levend te houden dat een mensenleven niet vanzelfsprekend is: Alle leven hoort ‘God’ toe, het ligt niet in des mensen hand, het is niet ‘maakbaar’, dat is de visie die achter de rite van de ‘heiliging van de eerstgeborene’ zit en dus achter de ‘lossing van de eerstgeboren zoon’
Daarom dat het gezinnetje van Jozef op die 40ste dag in de tempel is. Niks bijzonders.
Maar dan gebeurt er iets bijzonders... en dat heeft te maken met het feit dat niet alleen de wet vervuld wordt, maar ook de profetie:
Is dit hele gebeuren – als je het door een profetische bril beziet, d.w.z. dieptezicht toepast op dit hele gebeuren – Is dit hele gebeuren niet eigenlijk ten diepste de ‘thuiskomst’ van Jezus ? De tempel is toch ‘zijn huis’, voor hem ‘the place to be’. Wist gij niet, zegt hij 12 jaar later tegen zijn ouders, als hij na zijn bar mitswa in de tempel is blijven hangen, dat ik moest zijn in de dingen mijns Vaders..
De oudkerkelijke lezing uit de profetie van Maleachi begint te resoneren op de achtergrond: Het is niet zomaar een joods babietje dat naar de tempel wordt gebracht (1 van de velen, neen het is er 1 uit 1000:), het is de Heer zelf die plotseling naar zijn tempel komt
En deze eerste van vele messiaanse vervullingen zal niet ongemerkt voorbij gaan. Simeon, een rechtvaardig en vroom man, een tsaddik dus, kijkt al jaren uit naar de ‘vertroosting van Israel’, d.w.z. naar dat moment dat aan alle ellende, lijden en onrecht een einde zal komen... het moment dat God zelf zal komen om zijn volk te troosten en te bevrijden. In één zin: naar de komst van de Messias.
En deze tsaddik ziet in dat onooglijke kind ‘teken en zegel’ van Gods redding, neemt het in de armen en barst uit in een lied:
29 Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord,
30 want mijn ogen hebben uw heil gezien,
31 dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:
32 licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israel.
Simeon ziet in dit kind dus dategene, waarop hij zijn leven lang heeft gewacht; de vertroosting, de verlossing van Israel, het aan het licht komen van het goddelijke licht... de vervulling van de profetie.
Dit te hebben gezien, dit kind te hebben mogen vasthouden geeft hem een intense vrede.... Nu zendt gij Heer uw knecht in vrede heen.. naar uw woord, want mijn ogen hebben uw heil gezien.. God heeft woord gehouden ! Simeon kan z’n geluk niet op.
Zijn lofzang heeft vervolgens een zeer eigenaardige weg afgelegd in de kerkgeschiedenis. Zij is eerst het ‘avondlied’ bij uitstek geworden. Als alle lichten uitgaan, brandt nog het licht dat God geopenbaard heeft voor alle volken.. Als lied voor het slapen gaan is het zo in de getijdengebed terecht gekomen. In het klooster besluiten de monniken al sinds mensenheugenis het laatste getijde van de dag (de completen) door samen dit lied te bidden (nunc dimittis servum tuum, Domine.. in pace)
Gevoelsmatig hebben het einde van de dag en het einde van het leven veel met elkaar te maken. Slaap en dood zijn zielsverwant... In de 17de eeuw sprak men vaak over de dood als de ‘broeder van de slaap’... Een bekend koraal begint ermee: Komm o Tod, du Schlafesbruder... Hiermee is de lofzang van Simeon naast een avondlied ook een ‘stervenslied’ geworden. Nu laat gij heer uw dienstknecht gaan in vrede... heengaan in vrede... requiescat in pace... De gedachtengang is duidelijk: Je mag dit aardse leven vredig verlaten omdat sterven uiteindelijk niets anders is dan rusten in de vrede van de Heer. Luther, zelf monnik, stond in deze traditie en bleef er bewust in. Hij dichtte de lofzang van Simeon om tot een strofisch lied met dezelfde spits: lees maar couplet 1
vrede- en vreugdevol ga ik heen ... naar Gods wil, want mijn hart heeft deze troost verstaan, zacht en stil: de dood zal als een slaap mij zijn... Zo heeft God mij beloofd...
Hiermee is voldoende gezegd over de omstandigheid dat het feest van Maria-lichtmis door herijking aan de brontekst, Lukas 2, is geworden wat het oorspronkelijk was: het feest van de ontmoeting met Jezus... waardoor wij ‘in vrede kunnen heengaan’.
Mit Fried- und Freud ich fahr dahin..
This site was last updated
november, 2025